Activerende werkvormen zijn werkvormen in trainingen waarin de deelnemers actief kennis en vaardigheden verwerven en verwerken. Een training met activerende werkvormen heeft doorgaans een veel hoger leerrendement, en wordt als leuker ervaren, dan trainingen waarin alleen een presentatie wordt gegeven. In de train-de-trainercursus van Bridge2learn leer je hoe je zulke trainingen kunt ontwerpen en uitvoeren.

Wat is activerend trainen niet?

Ik wil meteen een aantal mogelijke misverstanden uit de weg ruimen.

Activerend trainen is geen gymles. Activerend trainen betekent niet dat jouw deelnemers de hele training aan het rennen zijn, of dat je noodzakelijk buiten zou moeten trainen. Activerend trainen betekent dat de deelnemers actief zijn, maar dat kan op allerlei manieren, zoals je verderop zult lezen.

Activerend trainen betekent niet dat de trainer heel actief hoeft te zijn. Enthousiasme, beweeglijkheid, flitsende presentaties: het ziet er misschien aantrekkelijk uit, maar betekent nog niet dat de deelnemers zelf actief leren. Rustige, introverte trainers kunnen prima een activerende training geven. Het is dus zeker niet zo dat activerend trainen bij jouw persoonlijkheid moet passen om het te kunnen gebruiken.

Activerend trainen is geen keurslijf voor jouw hele training. Het is een middel om jouw trainingsdoel te bereiken. Maar het is zeker nuttig om af en toe ook enkele minder actieve momenten in te bouwen. Momenten waarop de deelnemers enkele minuten luisteren, of de tijd krijgen om rustig na te denken. Juist die afwisseling kan een training krachtig maken.

In de Train-de-trainercursus van Bridge2learn leer je activerend trainen op een manier die wel werkt. Ook in gratis kennismakingsworkshops kun je kennis maken met mijn visie op activerend trainen.

Wat is activerend trainen dan wel?

Activerend trainen is een manier van trainen waarbij de deelnemers zo actief mogelijk leerstof verwerven en verwerken. De deelnemers zijn dus zelf aan het werk, en de trainer faciliteert dit. De deelnemers kunnen op allerlei manieren geactiveerd worden. Dat hoeven niet heel spectaculaire werkvormen te zijn:

  • Vragen stellen aan de deelnemers. Maar dan wel op zo’n manier dat iedereen er even over nadenkt, en niet de snelste deelnemer het denkproces van de andere deelnemers stopt door een antwoord te roepen.
  • Gespreksopdrachten, plenair of in subgroepen als je een grote groep hebt.
  • Deelnemers aan elkaar iets laten uitleggen.
  • Werkbladen gebruiken waarop informatie ingevuld moet worden of opdrachten worden gemaakt.
  • Opdrachten in kleine groepjes, zodat iedereen betrokken wordt.
  • Ervaringen van deelnemers inventariseren.
  • Toepassingsopdrachten nadat je iets nieuws hebt uitgelegd.
  • Tijd in de training om een actieplan te schrijven.
  • Observatie-opdrachten voor toekijkende deelnemers bij rollenspellen of video’s.

Al deze werkvormen kun je activerende werkvormen noemen als iedere deelnemer actief aan het werk is. Je ziet in trainingen wel eens gebeuren dat een subgroepje de leerstof moet presenteren aan de rest van de groep. Dat is heel leerzaam voor het presenterende groepje, maar niet voor de rest. Zij zitten nog steeds passief te luisteren.

Het positieve effect van activerende werkvormen

Activerende werkvormen leiden meestal (er zijn uitzonderingen) tot een hoger leerresultaat dan een presentatie. De deelnemers onthouden de leerstof beter, en zijn beter in staat om de leerstof toe te passen. Als je nog iets meer inzoomt, zijn er nog meer positieve effecten te zien.

De deelnemers vinden activerende werkvormen leuk. Deelnemers vinden het meestal leuker om actief aan de slag te gaan dan uren te luisteren.

Activerende werkvormen dragen bij aan een betere acceptatie van de leerstof. Wanneer je de leerstof door de deelnemers zelf laat ervaren, ontdekken of creëren, zijn ze meer geneigd dit te accepteren dan wanneer alles door jou wordt verteld en het daarmee abstract en afstandelijk blijft.

Activerende werkvormen leveren vaak directe feedback. Bij een presentatie weet je niet precies of mensen luisteren en of ze het begrijpen. Maar bij toepassingsopdrachten wordt meteen duidelijk wie het begrijpt en wie niet. Op die manier weet je wie je nog wat extra hulp kunt bieden, en op die manier weet je ook of je in een volgende training nog iets aan je uitleg of instructie moet veranderen.

Activerende werkvormen – niet altijd!

Er zijn situaties waarin je beter geen activerende werkvormen kunt gebruiken. Uit onderzoek blijkt dat bij volledig nieuwe informatie, de trainer dit het beste zelf kan uitleggen. Het begrijpen en samenvatten van nieuwe leerstof kost veel tijd, en levert minder begrip op dan goede uitleg door een trainer. Zie hiervoor de Cognitive Load Theory (https://onderzoekonderwijs.net/2016/01/03/cognitieve-belasting-theorie-leuker-kunnen-we-het-maken-en-ook-makkelijker/) Als trainer ben je op zo’n moment een Bridge2learn: iemand die in staat is om complexe theorieën eenvoudig en toegankelijk te maken voor de deelnemers. Na die uitleg volgen dan uiteraard weer opdrachten. Want om de leerstof echt te gaan begrijpen, moet je dit wel actief verwerken door toepassingsopdrachten. Wat ik hierboven beschrijf kan dus nooit een reden zijn om een hele dag uitleg te geven!

Activerende werkvormen werken ook niet als ze heel ingewikkeld zijn. Het werkgeheugen van de deelnemers wordt ook dan te zwaar belast door de werkvorm zelf, zodat ze geen werkgeheugen overhouden voor de inhoud. Ik heb dit zelf eens ervaren toen ik een spel ontworpen had om deelnemers een theorie te laten begrijpen. Na afloop zei één deelnemer: “Na een uurtje spelen snapte ik de spelregels, maar waar het spel nu eigenlijk over ging, dat kan ik niet navertellen.”

Wat is er nodig om activerende werkvormen te gaan gebruiken?

Als je activerende werkvormen wilt inzetten, is de belangrijkste stap dat je accepteert dat jouw deelnemers vaak meer leren van wat ze zelf doen, dan van wat jij vertelt. En omdat veel trainers deskundigen zijn, kunnen ze het niet laten om veel informatie te geven. Het leerrendement daarvan is bijzonder laag! De acceptatie dat jouw verhalen en presentaties weinig effect hebben, is in mijn ogen de belangrijkste stap voor een trainer die activerende werkvormen wil gebruiken.

In een activerende training kan het zo zijn dat de trainer maar weinig aan het woord is. Maar dat maakt jouw rol als trainer niet minder belangrijk. Activerende trainingen vragen namelijk veel voorbereiding. En tijdens de uitvoering heb jij je handen vrij om deelnemers te observeren of te helpen.

Stap 1: Activerende werkvormen beginnen met een activerend trainingsdoel

Activerende werkvormen gebruik je om het trainingsdoel te bereiken. En daar is meteen al winst te behalen. Want veel trainingsdoelen zijn alleen door hun omschrijving al niet activerend. Vergelijk deze twee trainingsdoelen eens! Bij welk doel verwacht je een activerende training?

  • De deelnemers kennen verschillende manieren om aan fondsenwerving te doen.
  • De deelnemers kiezen twee manieren van fondsenwerving en hebben dit uitgewerkt in een plan voor hun organisatie.

Een activerende training is niet gericht op kennis, maar op toepassing van die kennis.

Activerende werkvormen

Door toepassing centraal te stellen in jouw training

Stap 2: Activerende werkvormen vereisen dat je prioriteiten kunt stellen

Activerende werkvormen kosten soms meer tijd dan een presentatie. Dat betekent dat je als trainer prioriteiten moet kunnen stellen. Je kunt niet alles wat jij weet in één dag overdragen op anderen. Je gebruikt dan ook bij het voorbereiden van jouw training de 80/20 regel. 80% van het resultaat bereik je door 20% van de inspanning. Oftewel: kies die onderwerpen uit die het meest bij zullen dragen aan het bereiken van het trainingsdoel. Alle overige informatie kun je bijvoorbeeld ook op papier zetten en de deelnemers achteraf laten lezen.

Stap 3: Doe niets wat jouw deelnemers ook zelf kunnen doen.

Je kunt natuurlijk heel veel informatie uitleggen. Maar je kunt dezelfde informatie ook op papier zetten en de deelnemers een opdracht geven waarvoor ze de informatie van het papier nodig hebben. En wat ze nog niet snappen wordt nu vanzelf duidelijk. Dat zullen ze aan jou vragen, of anders blijkt het wel uit het resultaat van de opdracht en kun je dit alsnog uitleggen.

Nadat je een theorie hebt uitgelegd, kun jij natuurlijk heel veel voorbeelden zelf geven. Nog beter is het om na één voorbeeld van jou de deelnemers te vragen om voorbeelden te bedenken bij deze theorie.

Dit zijn maar twee voorbeelden. De vraag die je jezelf voortdurend kunt stellen is: Hoe zorg ik dat alle deelnemers actief zijn? Hoe zorg ik dat ze zoveel mogelijk zelf doen?

Stap 4: Volg de leerfasen van Kolb

De leercirkel van Kolb geeft concrete handvatten om jouw training activerend te maken. In een training die deze cirkel volgt, worden theorie en praktijk namelijk vanzelf afgewisseld en geïntegreerd.

Activerende werkvormen

Een trainer die deze cirkel volgt, zorgt dat de volgende werkvormen elkaar voortdurend afwisselen:

  1. Nieuwe ervaringen opdoen.
  2. Leergesprekken, reflectiemomenten, observatie-oefeningen.
  3. Conclusies trekken, theorie bestuderen, naar presentaties kijken en luisteren
  4. Oefenen, en daarin weer nieuwe ervaringen opdoen

Workshop Activerend Trainen

Ik geef regelmatig workshops en trainingen in organisaties waarin trainers activerende werkvormen leren ontwerpen. In zo’n workshop leer je modellen zodat je zelf activerende werkvormen kunt ontwerpen, en in de workshop zelf ga je al aan de slag met één van jouw trainingen. Verder ervaar je zelf een aantal activerende werkvormen die in heel veel trainingen toepasbaar zijn.

Heb je interesse in een workshop of training? Neem dat contact met mij op via het contactformulier, en ik maak een offerte op maat.

In de Train-de-trainercursus van Bridge2learn leer je activerend trainen op een manier die wel werkt. Ook in gratis kennismakingsworkshops kun je kennis maken met mijn visie op activerend trainen.